Rasbeschrijving

De Basset Fauve de Bretagne (Fauve) is een vrolijke jachthond. De Fauve dankt zijn naam aan de kleur van de vacht die kan variëren van tarwekleurig (froment doré) tot steenrood (rouge brique).

De Fauve is een gepassioneerde jager: slim, volhardend en in staat zich aan de moeilijkste terreinen en soorten wild aan te passen. Zijn fijne neus stelt hem in staat ook oudere sporen aan te nemen. Hij kan ook met succes voor zweetwerk gebruikt worden. Meer hierover staat bij werken met de Fauve.

De Fauve is in principe zeer goed gehoorzaam maar heeft duidelijke leiding nodig zowel binnen als buiten. Zonder duidelijkheid ontstaat gemakkelijk een ongeleid projectiel dat iedere kans grijpt zijn neus achterna te gaan. Met een harde hand bereikt men echter niets, integendeel. Maar als hij in staat gesteld wordt zijn energie uit te leven krijgt men er de ideale huishond voor terug. Door zijn vrolijke, actieve en evenwichtige karakter is het een fijne metgezel in huis. Vriendelijk naar vreemden en tolerant naar andere honden. Als echte meutehond heeft de Fauve behoefte aan gezelschap en aandacht. Zij zijn zeer gesteld op de mensen (én honden) in hun omgeving en lief voor kinderen. Doordat de Fauve als meutehond erg aan gezelschap hecht kan (te lang) alleen laten problemen geven.

De Fauve is compact, snel voor zijn maat en heeft een grote dosis energie. Meer over de uiterlijke kenmerken van de Fauve leest u hieronder.

Uiterlijke kenmerken
In de eerste ras standaard, vastgesteld in 1921, was nog sprake van 28-30 cm schofthoogte maar deze werd in 1930 aangepast naar 32-36 cm. Dit past overigens nog steeds uitstekend bij: klein, levendig en compact. Om de Fauve breder inzetbaar te maken qua terrein en wildsoorten bedraagt de huidige standaard 32-38 cm met een tolerantie tot 40 cm voor uitmuntende exemplaren. Vanwege het werk in dichte (doornen) dekking is de Fauve ruwharig met een dicht aanliggende vacht die nooit lang, wollig of gekruld mag zijn. De vacht is makkelijk te onderhouden en wordt 1 à 2 maal per jaar met de hand geplukt. De schedel van voren gezien is enigszins rond en kent een duidelijk achterhoofds knobbel en middelmatige stop. Hoe donkerder de ogen (waarvan het wit niet te zien mag zijn) hoe beter. De neusrug, even lang als de schedel, is recht of licht gebogen en loopt evenwijdig aan de schedel. De ooraanzet ter hoogte van de ogen is smal met oren die licht gebogen zijn en uitlopen in een punt die amper reikt tot aan de neus. De oren mogen niet overvloedig behaard zijn. De neus is zwart of kastanjekleurig met goed openstaande neusvleugels.

Gestreefd wordt naar een recht front. De borstkas is rond met voldoende diepte en duidelijk borstbeen en de buiklijn loopt slechts licht op. Een witte borstvlek (overblijfsel van de Vendéen) wordt getolereerd maar is onwenselijk. Van alle bassets is de Fauve het kortst van rug met een korte dik aangezette staart (reikend tot aan de sprong) die sabelvormig gedragen wordt. Het is een krachtige hond met gespierde lendenen en dijen. De voeten zijn compact en gesloten.

In het algemeen zijn het gezonde honden maar in de jaren negentig van de vorige eeuw vormde epilepsie een dusdanig probleem dat binnen de rasvereniging strikte afspraken over het inzetten van fokdieren zijn gemaakt. Gelukkig komt het nu veel minder voor maar waakzaamheid blijft geboden. De gezondheidsenquête 2020 geeft aan dat momenteel huidproblemen en patella luxatie aandacht behoeven. Heupdysplasie of rugproblemen komen zo ver bekend niet voor.

FCI-standaard 5-5-2003 (www.fci.be)

Hoofd

  • Schedel: nogal lang, de achterhoofdsknobbel goed aangegeven. Van voren gezien, heeft de schedel de vorm van een afgeplat gewelf, zonder overdrijving, in breedte aflopend naar de hoogte van de wenkbrauwen, die niet zeer duidelijk zijn.
  • De stop iets meer ontwikkeld dan bij de Griffon Fauve.
  • Neusrug: meer licht toelopend dan rechthoekig.
  • Neusspiegel: zwart of donkerbruin, met wijd open neusgaten.
  • De lippen duidelijk over de onderkaak maar zonder overdrijving.
    Fouten: Snuit te spits; te korte of te zware lippen.
  • Sterke kaken en tanden in schaargebit met de snijtanden in rechte hoek met de kaak. Afwezigheid van de eerste premolaren mag niet aangerekend worden.
  • Ogen: niet uitpuilend of te diepliggend, donkerbruin met een levendige blik. Het bindvlies mag niet zichtbaar zijn.
  • Oren: dun aangehecht in lijn met de ooghoeken, naar binnen gedraaid en eindigend in een punt. Naar voren getrokken reiken de oren net aan de neuspunt. Bedekt met korter en fijner haar dan de rest van het lichaam.

Hals

  • Tamelijk kort en gespierd.

Lichaam

  • Rug: kort voor een basset en stevig. Nooit een zadelrug.
  • Lendenen: breed, krachtig en goed gespierd.
  • Borst: breed en diep
  • Ribben: nogal gebogen
  • Buiklijn slechts licht oplopend naar achteren

Staart

  • Dik aangezet van middelmatige lengte en spits toelopend. Tijdens beweging hoger dan de rug sabelvormig gedragen met regelmatige zijwaartse beweging.

Voorhand

  • Moet voldoende ‘bone’ (voldoende zware botten) tonen
  • Schouders schuin en vast aan de borstkas.
  • Elleboog in lijn met het lichaam.
  • Voorpoten: recht of licht naar binnen gebogen (wat niet gezocht wordt).
  • Voeten in lijn met het lichaam of licht naar buiten wijkend (wat niet gezocht wordt)

Achterhand

  • Goed gespierd rechtstandig, van achter gezien parallel niet smal noch wijd
  • Dijen lang en gespierd, knieën matig gebogen.

Voeten

  • Compact met gesloten tenen en stevige nagels. Harde voetkussens.

Gangwerk

  • Levendig en regelmatig nooit springerig

Vacht

  • Dicht en zeer hard, voldoende kort, vlak aanliggend, nooit wollig of krullend zonder overdadig garnituur aan het hoofd.
  • Kleur: bruinrood variërend van goud /tarwekleurig tot steenrood, soms een wit vlekje op de voorborst, wat niet gewenst wordt. Zwart en/of wit in de vacht is niet gewenst.
  • Hoogte: 32 tot 38 cm, met een tolerantie 2 cm voor exceptionele vertegenwoordigers van het ras

Ernstige fouten

  • Angstig gedrag
  • Hoofd: Brede platte schedel, te duidelijke wenkbrauwen, korte of spitse snuit, zware overhangende lippen, lichte ogen, platte en grote oren
  • Lichaam: tengere/schrale verschijning, onvoldoend rechte ruglijn, te sterk oplopende buiklijn.
  • Ledematen: onvoldoende ‘bone’, spreidvoeten
  • Vacht: onvoldoende, te kort, zacht